HTML beschrijving element OBJECT


Handleiding HTML Legenda | HTML-elementen | Inhoud HTML | Inhoud CSS | Begin


Van het OBJECT element worden de volgende attributen beschreven: ALIGN, ARCHIVE, BORDER, CLASSID, CODEBASE, CODETYPE, DATA, DECLARE, HEIGHT, HSPACE, NAME, STANDBY, TABINDEX, TYPE, USEMAP, VSPACE en WIDTH.

De beschrijving van de attributen CLASS, DIR, ID, LANG, STYLE en TITLE is opgenomen in het onderdeel Algemene attributen.

Een overzicht van attributen, die betrekking hebben op het uitvoeren van een script bij het optreden van een bepaalde gebeurtenis, wordt gegeven in het onderdeel Gebeurtenis-attributen.

Een aantal attributen is gekoppeld aan een geïnstalleerde plug-in: AUTOPLAY, AUTOSTART, BGCOLOR, LOOP, PLAY, QUALITY en VOLUME.

Het gebruik van het OBJECT element wordt toegelicht in het onderdeel Objecten in de Handleiding HTML.


OBJECT


HTML 4.0
IE 3.0
NN 4.0
MOZ 1.0
FF 1.0
OP 4.0
Het OBJECT element wordt gebruikt om objecten in te sluiten in een HTML-document. Het kan daarbij gaan om bijvoorbeeld geluidsfragmenten, afbeeldingen, QuickTime filmpjes, Shockwave Flash animaties, Java applets, ActiveX controls, HTML-documenten en documenten met platte tekst. In de toekomst moet OBJECT de elementen IMG, APPLET, EMBED en BGSOUND gaan vervangen.
De opbouw is:

<OBJECT> </OBJECT>

Aan het OBJECT element zullen in de meeste gevallen de attributen CLASSID (voor Java applets, ActiveX controls, QuickTime filmpjes en Shockwave Flash animaties) of DATA (voor andere objecten) moeten worden toegevoegd. Hoewel het volgens HTML 4.0 niet strikt nodig is, vereisen de meeste browsers het gebruik van de attributen WIDTH en HEIGHT.
Als voor een Java applet of ActiveX control één of meer parameters opgegeven moeten worden, dan moet voor elke parameter binnen het OBJECT element een PARAM element opgenomen worden. Overige inhoud welke geplaatst binnen het OBJECT element, wordt alleen weergegeven als de browser het object niet kan insluiten en door browsers die het OBJECT element niet ondersteunen.
Binnen een OBJECT element kan ook een volgend OBJECT element opgenomen worden. De browser moet het tweede OBJECT element alleen weergeven, als de browser het eerste object niet kan insluiten. Door Microsoft Internet Explorer 4/5/6 worden incorrect echter alle OBJECT elementen verwerkt.
Het OBJECT element mag zowel in de head als in de body van een document opgenomen worden. Het hoort evenwel in de body, wanneer het object zichtbaar moet worden weergegeven.

De ondersteuning van het OBJECT element door de verschillende browsers is of beperkt (in het bijzonder geldt dat Netscape Navigator 4), of niet altijd correct (dat betreft Microsoft Internet Explorer en Opera tot versie 7.0). Daarom wordt geadviseerd het alleen te gebruiken voor ActiveX controls (die werken evenwel alleen in Internet Explorer) en voor geluidsfragmenten, QuickTime filmpjes en Shockwave Flash animaties, maar dan met als alternatieve inhoud het EMBED element. Voor afbeeldingen kan voorlopig het beste het IMG element gebruikt blijven worden en voor Java applets het APPLET element.

DTD HTML 4.0: strict, transitional, frameset
Beëindiging: verplicht
Inhoud: PARAM elementen, gevolgd door nul of meer elementen op blokniveau of inline elementen
Mag zijn opgenomen in: CAPTION, DD, DEL, DT, HEAD, INS, LEGEND, LI, TD en TH;
elementen op blokniveau met uitzondering van DIR, DL, MENU, OL, PRE, TABLE en UL;
inline elementen met uitzondering van MAP, SCRIPT, SELECT en TEXTAREA;
Vereiste attributen: -
ALIGN


HTML 4.0
IE 3.0
NN 4.0
MOZ 1.0
FF 1.0
OP 4.0
Met het ALIGN attribuut wordt bepaald hoe de omringende inhoud van het document uitgelijnd wordt ten opzichte van het object.
De opbouw is:

<OBJECT ALIGN="waarde"> </OBJECT>

De waarde kan betrekking hebben op de verticale uitlijning, of op de horizontale uitlijning.

Mogelijke waarden voor de verticale uitlijning zijn:
  • top: de bovenkant van het grootste item op de regel (dat kan zowel een letter zijn als andere inline inhoud, bijvoorbeeld een afbeelding) wordt in lijn geplaatst met de bovenzijde van het applet
  • middle: de basislijn van de regel wordt in lijn geplaatst met het midden van het applet
  • bottom: de basislijn van de regel wordt in lijn geplaatst met de onderzijde van het applet (dit is de standaardwaarde)
De volgende waarden maken geen deel uit van HTML 4.0, maar worden door sommige browsers wel ondersteund: texttop, absmiddle, baseline en absbottom. Zie voor een toelichting de beschrijving van het IMG element.

Als bij gebruik van één van de mogelijkheden voor de verticale uitlijning de na het applet volgende inline inhoud langer is dan naast het object op één regel past, dan wordt de resterende inhoud op de volgende regel(s) onder het applet geplaatst.

Mogelijke waarden voor de horizontale uitlijning zijn:
  • left: het applet wordt op de eerste open ruimte aan de linker kantlijn geplaatst en de overige inhoud wordt langs de rechterzijde van het applet uitgelijnd
  • right: het applet wordt op de eerste open ruimte aan de rechter kantlijn geplaatst en de overige inhoud wordt links daarvan langs de linker kantlijn uitgelijnd
Bij het gebruik van de mogelijkheden voor de horizontale uitlijning worden naast het object zoveel regels geplaatst als de hoogte van het applet toelaat. De volgende regels lopen ook onder het applet door.

Door Opera 4 t/m 6 worden alleen de waarden voor de horizontale uitlijning ondersteund.

In HTML 4.0 heeft het ALIGN attribuut het label afgekeurd gekregen. Als alternatief kan met behulp van de eigenschappen vertical-align (voor de verticale uitlijning) en float (voor de horizontale uitlijning) een stijl gedefinieerd worden. Omdat oudere browsers stijlen niet ondersteunen, blijft het gebruik van afgekeurde elementen en attributen voorlopig toegestaan.
ARCHIVE


HTML 4.0
IE -
NN 4.0
MOZ 1.0
FF 1.0
OP 5.0
Met het ARCHIVE attribuut kan de naam van een archief-bestand (of een komma-gescheiden lijst van archief-bestanden) vastgelegd worden, waarin het bestand dat via het DATA of het CLASSID attribuut gespecificeerd is en eventuele andere benodigde bestanden zijn opgenomen. Het archief-bestand wordt gezocht aan de hand van de basis-URI, welke opgegeven is met het CODEBASE attribuut. Door het gebruik van het ARCHIVE attribuut kan de downloadtijd beperkt blijven, omdat alle benodigde bestanden in één keer aangevraagd worden. Bestanden, welke niet in het archief-bestand zijn opgenomen, worden op de gebruikelijke manier gezocht.
De opbouw is:

<OBJECT ARCHIVE="bestandsnaam" ..> </OBJECT>

Het standaard archief-formaat voor Java bestanden is "jar" (Java ARchive), dat gebaseerd is op het zip-formaat. Daarnaast worden ook gewone zip-bestanden ondersteund, mits de erin opgenomen bestanden niet zijn gecomprimeerd.
BORDER


HTML 4.0
IE 6.0
NN 6.0
MOZ 1.0
FF 1.0
OP 7.1
Met het BORDER attribuut kan de dikte van de rand om het zichtbare deel van het object worden bepaald. Het wordt onder andere gebruikt om de rand weg te laten om objecten, welke zijn ingesloten in een hyperlink.
De opbouw is:

<OBJECT BORDER="waarde"> </OBJECT>

De waarde is een getal dat de dikte van de rand in pixels aangeeft.
De standaardwaarde is "0" pixels, behalve voor afbeeldingen welke in een hyperlink zijn opgenomen. Met de waarde "0" wordt ook bij afbeeldingen in een hyperlink de rand weggelaten.

In HTML 4.0 heeft het BORDER attribuut het label afgekeurd gekregen. Als alternatief kan met behulp van de eigenschappen voor randen een stijl gedefinieerd worden. Omdat oudere browsers stijlen niet ondersteunen, blijft het gebruik van afgekeurde elementen en attributen voorlopig toegestaan.
In Microsoft Internet Explorer kun je bij objecten die in een inline frame worden geplaatst (bijvoorbeeld afbeeldingen en HTML-documenten) met het BORDER attribuut de rand wel dikker maken, maar er niet voor zorgen dat de rand verdwijnt. Netscape Navigator 6.0 en hoger, Mozilla en Firefox ondersteunen het BORDER attribuut alleen correct voor afbeeldingen. Bij andere objecten zijn er problemen met de juiste weergave. Opera 7.1 en hoger ondersteunt het BORDER attribuut alleen voor afbeeldingen. Geen enkele browser ondersteunt het BORDER attribuut voor een Java applet.
CLASSID


HTML 4.0
IE 3.0
NN 4.0
MOZ 1.0
FF 1.0
OP 5.0
Het CLASSID attribuut specificeert een toepassing van een object. Het wordt gebruikt voor Java applets en ActiveX controls.
De opbouw is:

<OBJECT CLASSID="URI"> </OBJECT>

Voor een toelichting op de URI zie het DATA attribuut.
Voor objecten gespecificeerd met het CLASSID attribuut wordt in plaats van "http" als methode over het algemeen "java" gebruikt voor Java applets en "clsid" voor ActiveX controls.

Alle bekende browsers ondersteunen als de waarde van het CLASSID attribuut alleen een bestandsnaam, voorafgegaan door de methode welke van toepassing is (bijvoorbeeld java:applet.class). De locatie van het bestand moet daardoor worden vastgelegd met het CODEBASE attribuut. Dit attribuut wordt door Microsoft Internet Explorer echter niet ondersteund. Een Java applet wordt dus alleen ingesloten via het CLASSID attribuut, als het applet zich in dezelfde directory bevindt als het document.
Microsoft Internet Explorer 3 ondersteunt alleen ActiveX controls.
Opera 4.0 ondersteunt het CLASSID attribuut niet en daarmee dus ook geen ingesloten Java applets.
CODEBASE


HTML 4.0
IE -
NN 4.0
MOZ 1.0
FF 1.0
OP 5.0
Met het CODEBASE attribuut wordt een basis-URI vastgelegd, indien voor de attributen DATA, CLASSID en ARCHIVE een relatieve URI is gebruikt.
De opbouw is:

<OBJECT CODEBASE="URI"> </OBJECT>

Voor een toelichting op de URI zie het DATA attribuut.
Het CODEBASE attribuut wordt alleen door Opera 7.0 en hoger ondersteund in combinatie met het DATA attribuut. In combinatie met het CLASSID attribuut (voor Java applets) wordt het alleen ondersteund door Mozilla, Netscape Navigator 4.0 en hoger en Opera 5.0 en hoger.
CODETYPE


HTML 4.0
IE -
NN -
MOZ -
FF -
OP 5.0
Het CODETYPE attribuut wordt gebruikt om het Internet Media (MIME) type van een object te definiëren, dat gespecificeerd is met het CLASSID attribuut. Het opnemen van het CODETYPE attribuut voorkomt dat de browser probeert niet ondersteunde objecten in te sluiten.
De opbouw is:

<OBJECT CODETYPE="waarde"> </OBJECT>

Voor Java applets is de waarde "application/java".
Wanneer het CODETYPE attribuut ontbreekt wordt uitgegaan van de waarde van het TYPE attribuut.
DATA


HTML 4.0
IE 3.0
NN 4.0
MOZ 1.0
FF 1.0
OP 4.0
Het DATA attribuut specificeert de locatie, waar het in te sluiten object zich bevindt. Het wordt gebruikt voor objecten als geluidsfragmenten (zoals wav-, au- en mid-bestanden), afbeeldingen (zoals gif- en png-bestanden), QuickTime filmpjes, Shockwave Flash animaties en HTML-pagina's.
De opbouw is:

<OBJECT DATA="URI"> </OBJECT>

De URI (Uniform Resource Identifier) heeft de volgende opbouw:

http://host/path

Host specificeert het adres van de server, waarop zich het object bevindt. Het kan een IP-adres zijn, maar meestal is het de naam van de machine. Een machinenaam (ook wel domeinnaam) bestaat uit meerdere delen gescheiden door een punt, begint vaak met "www" en eindigt met een landcode (bijvoorbeeld "nl", "be", "uk") of de vooral in de Verenigde Staten gebruikte code voor de sector (bijvoorbeeld "com" voor commerciële instellingen en "org" voor non-profit organisaties).
Path geeft aan hoe het object op de server gevonden kan worden: in welke directory en onder welke bestandsnaam.

Het is niet altijd nodig een complete URI op te nemen. Als het object zich op de lokale server bevindt, dan volstaat de volgende URI:

path

Wanneer het object zich niet in dezelfde directory bevindt, of geen volledige URI is gebruikt, kan de locatie van het object worden vastgelegd is met het CODEBASE attribuut.

Mozilla, Netscape Navigator 6.0 en hoger (behalve HTML-documenten en documenten met platte tekst, die pas vanaf versie 6.2 ondersteund worden) en Opera 7.0 en hoger zijn de enige browsers die alle objecten correct insluiten.
Door Netscape Navigator 4 worden alleen objecten ondersteund, welke ook met het EMBED element ingesloten kunnen worden (bijvoorbeeld geluidsfragmenten, QuickTime filmpjes en Shockwave Flash animaties).
Microsoft Internet Explorer 4.0 en hoger ondersteunt naast de objecten die je met het EMBED element kunt insluiten ook afbeeldingen, HTML-documenten en documenten met platte tekst. Deze laatste drie typen objecten worden echter vergelijkbaar als bij een inline frame in een vak met 3-D randen geplaatst, met altijd een verticale scrollbar ook als dat niet nodig is. Bij afbeeldingen is zo'n "inline frame" niet alleen weinig fraai en onlogisch, het maakt het ook onmogelijk een afbeelding in een zelf te bepalen formaat weer te geven. Het insluiten van geluidsfragmenten, QuickTime filmpjes en Shockwave Flash animaties leidt vaak tot problemen bij de weergave van het document, indien niet tevens het TYPE attribuut is opgenomen. Nogal eens worden geluidsfragmenten geopend in een extern programma (Windows Media Player). Microsoft Internet Explorer 5.5 Service Pack 2 en hoger ondersteunt geen Netscape plug-ins meer. Dat betekent dat geluidsfragmenten, QuickTime filmpjes en Shockwave Flash animaties niet meer via het DATA attribuut kunnen worden ingesloten. Als alternatief moet het CLASSID attribuut gebruikt worden om deze objecten met behulp van een ActiveX control in te sluiten.
Internet Explorer 3 ondersteunt geen enkel object met het DATA attribuut. Omdat de browser toch gaat zoeken naar de data van een niet ondersteund object, wordt de via de attributen WIDTH en HEIGHT opgegeven ruimte wel vrijgehouden en kan de alternatieve inhoud van het OBJECT element niet worden weergegeven.
Opera 4.0 en hoger kan goed overweg met afbeeldingen (tenzij bij png-bestanden een plug-in de afhandeling overgenomen heeft van de browser), HTML-documenten en documenten met platte tekst; voor Opera 5.0 en hoger geldt dat ook voor applets. Voor andere objecten (geluidsfragmenten, QuickTime filmpjes en Shockwave Flash animaties) is de ondersteuning in Opera 4 t/m 6 beroerd. Omdat wel geprobeerd wordt deze objecten in te sluiten, kan de alternatieve inhoud niet worden weergegeven.
DECLARE


HTML 4.0
IE -
NN -
MOZ -
FF -
OP -
Door het DECLARE attribuut op te nemen, wordt het object alleen gespecificeerd, maar niet feitelijk ingesloten. Het insluiten kan later gebeuren met behulp van bijvoorbeeld een hyperlink in hetzelfde document. Aan het OBJECT element moet ook het ID attribuut toegevoegd worden, zodat de hyperlink naar het OBJECT element kan verwijzen.
De opbouw is:

<OBJECT DECLARE> </OBJECT>

Wanneer een browser het DECLARE attribuut niet ondersteunt, wordt het object gewoon ingesloten.
HEIGHT


HTML 4.0
IE 3.0
NN 4.0
MOZ 1.0
FF 1.0
OP 4.0
Het HEIGHT attribuut bepaalt de hoogte van het object.
De opbouw is:

<OBJECT HEIGHT="waarde"> </OBJECT>

De waarde kan uitgedrukt worden in pixels, of als percentage van de beschikbare hoogte.

Hoewel HEIGHT volgens HTML 4.0 geen verplicht attribuut is, wordt het gebruik ervan toch aangeraden. Microsoft Internet Explorer houdt als standaardwaarde voor het HEIGHT attribuut 0 pixels aan. Daardoor is het object niet zichtbaar, terwijl ook de alternatieve inhoud niet wordt weergegeven. In Netscape Navigator 4 is de standaardwaarde voor het HEIGHT attribuut 50 pixels, in Mozilla en Netscape Navigator 6.0 en hoger zelfs 200 pixels. Bij afbeeldingen worden door Mozilla, Netscape Navigator 6.0 en hoger en Opera 4.0 en hoger de originele afmetingen aangehouden. Java applets worden door de verschillende browsers ook zonder HEIGHT attribuut weergegeven, alleen is de hoogte niet altijd gelijk.
Microsoft Internet Explorer 4.0 en hoger gebruikt het HEIGHT attribuut bij afbeeldingen niet correct. De hoogte wordt niet aangehouden voor de afbeelding zelf, maar voor het "inline frame", waarin de afbeelding geplaatst wordt. Daardoor is het in ieder geval niet mogelijk de afbeelding in een ander dan het originele formaat weer te geven. Bovendien valt binnen de hoogte ook nog eens de marge tussen de 3-D rand en de afbeelding. Om de gehele afbeelding zichtbaar te maken, is het dus nodig een aanzienlijk grotere hoogte te specificeren dan de breedte van de afbeelding zelf. In andere browsers wordt de afbeelding dan echter vergroot weergegeven.
HSPACE


HTML 4.0
IE 3.0
NN 4.0
MOZ 1.0
FF 1.0
OP 4.0
Met het HSPACE attribuut wordt de ruimte bepaald, welke links en rechts van het object wordt vrij gehouden. Door dit attribuut op te nemen, wordt voorkomen dat de overige inhoud van het document te dicht tegen het object geplaatst wordt.
De opbouw is:

<OBJECT HSPACE="waarde"> </OBJECT>

De waarde is een getal dat de vrije ruimte in pixels aangeeft.

Opera 4.0 en hoger ondersteunt het HSPACE attribuut niet indien het object een HTML-document of een document met platte tekst betreft. In plaats ervan tellen ze de waarde van het attribuut tweemaal bij de waarde van het WIDTH attribuut op.

In HTML 4.0 heeft het HSPACE attribuut het label afgekeurd gekregen. Als alternatief kan met behulp van de eigenschappen margin-left en margin-right een stijl gedefinieerd worden. Omdat oudere browsers stijlen niet ondersteunen, blijft het gebruik van afgekeurde elementen en attributen voorlopig toegestaan.
NAME


HTML 4.0
IE 3.0
NN 6.0
MOZ 1.0
FF 1.0
OP 4.0
Het NAME attribuut kan gebruikt worden om een naam aan het object te geven. Die naam kan van belang zijn wanneer data, welke geleverd wordt door het object, samen met andere informatie van een formulier verzonden moet worden. Daarnaast heeft het NAME attribuut een functie als het object een HTML-document is. Je kunt de naam in dat geval gebruiken als waarde voor het TARGET attribuut van het A element en op die manier het HTML-document vervangen door een ander document.
De opbouw is:

<OBJECT NAME="naam" ..> </OBJECT>
STANDBY


HTML 4.0
IE -
NN -
MOZ -
FF -
OP -
Het STANDBY attribuut specificeert een boodschap, welke wordt weergegeven terwijl het object geladen wordt.
De opbouw is:

<OBJECT STANDBY="waarde"> </OBJECT>

De waarde is een tekst.
TABINDEX


HTML 4.0
IE -
NN -
MOZ -
FF -
OP -
Met het TABINDEX attribuut kan de volgorde bepaald worden, waarmee verschillende onderdelen van een document (hyperlinks, gebieden van een client-side image map en controls van een formulier) de focus kunnen krijgen (geactiveerd kunnen worden) als de gebruiker de tab-toets op het toetsenbord indrukt.
De opbouw is:

<OBJECT TABINDEX="waarde"> </OBJECT>

De waarde mag een positief of negatief geheel getal (integer) zijn.
De normale tab-volgorde is de volgorde waarin de elementen in het document voorkomen. Elementen waarvoor het TABINDEX attribuut gebruikt is, komen voor elementen zonder het TABINDEX attribuut. Elementen met een positieve waarde voor de TABINDEX worden doorlopen van de laagste waarde naar de hoogste waarde. Een element met een negatieve waarde voor de TABINDEX doet niet mee in de tab-volgorde.
TYPE


HTML 4.0
IE 3.0
NN 4.0
MOZ 1.0
FF 1.0
OP 4.0
Het TYPE attribuut wordt gebruikt om het Internet Media (MIME) type van het object te definiëren. Het opnemen van het TYPE attribuut voorkomt dat de browser probeert niet ondersteunde objecten in te sluiten.
De opbouw is:

<OBJECT TYPE="waarde"> </OBJECT>

Mogelijke waarden zijn onder andere "image/gif", "image/png", "audio/wav", "audio/midi", "video/mpeg", "video/quicktime", "application/x-shockwave-flash", "text/html" en "text/plain".

Enkele (sub)versies van Microsoft Internet Explorer en Opera 4 en 5 kunnen objecten niet weergeven wanneer het TYPE attribuut ontbreekt. Om het eenvoudig te houden kan Internet Explorer bij het gebruik van sommige plug-ins objecten ook niet weergeven als het TYPE attribuut juist wel is opgenomen.
USEMAP


HTML 4.0
IE -
NN 6.0
MOZ 1.0
FF 1.0
OP 7.0
Het USEMAP attribuut wordt gebruikt wanneer een door het DATA attribuut gespecificeerde afbeelding een "client-side image map" is, ofwel een aanklikbare afbeelding waarvan de werking gecontroleerd wordt door de browser (de client). De aanklikbare afbeelding is opgedeeld in verschillende gebieden, waarbij aan elk gebied een bestemming is gekoppeld. Als je op zo'n gebied in de afbeelding klikt, spring je naar die bestemming. Het USEMAP attribuut specificeert een verwijzing naar een via het MAP element gedefinieerde "map", waarin de bij de afbeelding behorende gegevens (gebieden en bestemmingen) gevonden kunnen worden.
De opbouw is:

<OBJECT USEMAP="URI"> </OBJECT>

Voor een toelichting op de URI zie het DATA attribuut.

Als de map-gegevens in hetzelfde document wordt opgenomen, is het voldoende alleen de naam van de map op te geven:

USEMAP="#map_naam"

Hoewel Microsoft Internet Explorer en Opera tot versie 7.0 het USEMAP attribuut niet ondersteunen, wordt de afbeelding toch weergegeven.
VSPACE


HTML 4.0
IE 3.0
NN 4.0
MOZ 1.0
FF 1.0
OP 4.0
Met het VSPACE attribuut wordt de ruimte bepaald, welke boven en onder het object wordt vrij gehouden. Door dit attribuut op te nemen, wordt voorkomen dat de overige inhoud van het document te dicht tegen het object geplaatst wordt.
De opbouw is:

<OBJECT VSPACE="waarde"> </OBJECT>

De waarde is een getal dat de vrije ruimte in pixels aangeeft.

Opera 4.0 en hoger ondersteunt het VSPACE attribuut niet indien het object een HTML-document of een document met platte tekst betreft. In plaats ervan tellen ze de waarde van het attribuut tweemaal bij de waarde van het HEIGHT attribuut op.

In HTML 4.0 heeft het VSPACE attribuut het label afgekeurd gekregen. Als alternatief kan met behulp van de eigenschappen margin-top en margin-bottom een stijl gedefinieerd worden. Omdat oudere browsers stijlen niet ondersteunen, blijft het gebruik van afgekeurde elementen en attributen voorlopig toegestaan.
WIDTH


HTML 4.0
IE 3.0
NN 4.0
MOZ 1.0
FF 1.0
OP 4.0
Het WIDTH attribuut bepaalt de breedte van het object.
De opbouw is:

<OBJECT WIDTH="waarde"> </OBJECT>

De waarde kan uitgedrukt worden in pixels, of als percentage van de beschikbare breedte.

Hoewel WIDTH volgens HTML 4.0 geen verplicht attribuut is, wordt het gebruik ervan toch aangeraden. Microsoft Internet Explorer houdt als standaardwaarde voor het WIDTH attribuut 0 pixels aan. Daardoor is het object niet zichtbaar, terwijl ook de alternatieve inhoud niet wordt weergegeven. In Netscape Navigator 4 is de standaardwaarde voor het WIDTH attribuut 50 pixels, in Mozilla en Netscape Navigator 6.0 en hoger 240 pixels. Bij afbeeldingen worden door Mozilla, Netscape Navigator 6.0 en hoger en Opera 4.0 en hoger wel de originele afmetingen aangehouden. Java applets worden door de verschillende browsers ook zonder WIDTH attribuut weergegeven, alleen is de breedte niet altijd gelijk.
Microsoft Internet Explorer 4.0 en hoger gebruikt het WIDTH attribuut bij afbeeldingen niet correct. De breedte wordt niet aangehouden voor de afbeelding zelf, maar voor het "inline frame", waarin de afbeelding wordt geplaatst. Daardoor is het in ieder geval niet mogelijk de afbeelding in een ander dan het originele formaat weer te geven. Bovendien vallen binnen de breedte ook nog eens de verticale scrollbar en een marge tussen de 3-D rand en de afbeelding. Om de gehele afbeelding zichtbaar te maken, is het dus nodig een aanzienlijk grotere breedte te specificeren dan de breedte van de afbeelding zelf.
DATAFLD

DATASRC


Naast de attributen waarvan de ondersteuning afhangt van de browser, zijn er ook attributen welke specifiek zijn voor de geïnstalleerde plug-in of control. Enkele veel gebruikte attributen voor de LiveAudio, ActiveMovie, Windows Media Player, QuickTime Player en Macromedia Flash plug-ins of controls worden hierna beschreven. De ondersteuning van deze attributen door de verschillende browser(versie)s is niet gespecificeerd.


AUTOPLAY
Het AUTOPLAY attribuut bepaalt of een QuickTime filmpje direct bij het openen van het document afgespeeld moet worden, of pas als de gebruiker op de "play" knop drukt.
De opbouw is:

<OBJECT AUTOPLAY="waarde"> </OBJECT>

Het AUTOPLAY attribuut wordt ondersteund door de QuickTime plug-in/control.
Mogelijke waarden zijn true of false.
AUTOSTART
Het AUTOSTART attribuut bepaalt of een geluidsfragment direct bij het openen van het document afgespeeld moet worden, of pas als de gebruiker op de "play" knop drukt.
De opbouw is:

<OBJECT AUTOSTART="waarde"> </OBJECT>

Het AUTOSTART attribuut wordt ondersteund door de LiveAudio plug-in van Netscape Navigator en de ActiveMovie en Windows Media Player control van Microsoft Internet Explorer.
Mogelijke waarden zijn true of false.
BGCOLOR
Met het BGCOLOR attribuut wordt een achtergrondkleur vastgelegd. Deze kleur wordt bij QuickTime gebruikt voor dat deel van het door de attributen WIDTH en HEIGHT aangegeven oppervlakte, dat niet in beslag genomen wordt door het filmpje. Bij Macromedia Flash gaat het om de achtergrondkleur van de animatie zelf.
De opbouw is:

<OBJECT BGCOLOR="waarde"> </OBJECT>

Het BGCOLOR attribuut wordt ondersteund door de QuickTime en Macromedia Flash plug-ins/controls.
Als waarde is mogelijke een RGB-waarde (dus geen kleurnaam).
Voor het definiëren van de kleur zie Kleuren in HTML/CSS.
LOOP
Het LOOP attribuut bepaalt hoe vaak bijvoorbeeld een geluidsfragment of een filmpje herhaald moet worden.
De opbouw is:

<OBJECT LOOP="waarde"> </OBJECT>

Het LOOP attribuut wordt ondersteund door de LiveAudio plug-in van Netscape Navigator, de ActiveMovie en Windows Media Player control van Microsoft Internet Explorer en de QuickTime en Macromedia Flash plug-ins/controls.
Mogelijke waarden zijn true en false. De standaardwaarde is false, behalve voor Macromedia Flash plug-in/control waar hij true is. Door de QuickTime plug-in/control wordt ook de waarde palindrome ondersteund. Het filmpje wordt dan afwisselend voor- en achteruit afgespeeld.
PLAY
Het PLAY attribuut bepaalt of een Macromedia Flash animatie direct bij het openen van het document afgespeeld moet worden, of pas als de gebruiker op de "play" knop drukt.
De opbouw is:

<OBJECT PLAY="waarde"> </OBJECT>

Het PLAY attribuut wordt ondersteund door de Macromedia Flash plug-in/control.
Mogelijke waarden zijn true of false. De standaardwaarde is true.
QUALITY
Met het QUALITY attribuut wordt de kwaliteit van de weergave van een Macromedia Flash animatie vastgelegd.
De opbouw is:

<OBJECT QUALITY="waarde"> </OBJECT>

Het QUALITY attribuut wordt ondersteund door de Macromedia Flash plug-in/control.
Mogelijke waarden zijn: low, autolow, autohigh, medium, high en best.
VOLUME
Het VOLUME attribuut kan gebruikt worden om de geluidssterkte van een af te spelen geluidsfragment te definiëren.
De opbouw is:

<OBJECT VOLUME="waarde"> </OBJECT>

Het VOLUME attribuut wordt ondersteund door de LiveAudio plug-in van Netscape Navigator en de QuickTime plug-in/control.
De waarde is een getal tussen "0" en "100". De standaardwaarde is "50".



Legenda | HTML-elementen | Inhoud HTML | Inhoud CSS | Begin

Handleiding HTML (https://www.handleidinghtml.nl/)
Copyright © 1995-2024 Hans de Jong
Laatste wijziging: 20 maart 2008